Crowcon - gasdetectie om levens te redden
Zoeken op
ARTIKEL
Kalibratie: Wat zijn de basisprincipes?

Kalibrering van gasdetectoren is van vitaal belang om er zeker van te zijn dat zij in goede staat verkeren en de gebruiker kunnen waarschuwen voor gasgevaren in hun omgeving. Een kalibratie is een "reset" van de respons van de detector tegen een bekende concentratie van het doelgas, in een balans van synthetische lucht of stikstof. Hierdoor wordt de relatie tussen de meetwaarde van de detector en de werkelijke concentratie van het betrokken gas bepaald. Bij afstelling wordt de respons van de detector gewijzigd om de aflezing in overeenstemming te brengen met wat wordt verwacht bij blootstelling van het instrument aan de bekende bron. Dit is fundamenteel verschillend van een functietest, waarbij men kortstondig aan gas wordt blootgesteld om na te gaan of de sensoren binnen een bepaalde grenswaarde reageren en de alarmen van de detector naar behoren functioneren.

Waarom kalibreren we?

Kalibratie is om een aantal redenen noodzakelijk. Als een instrument aan ongunstige omstandigheden is blootgesteld, kan dit resulteren in een verandering van de mate waarin het op een bepaalde gasconcentratie reageert; de detector kan bijvoorbeeld 46% LEL aflezen terwijl het werkelijke niveau 50% LEL is. Deze omstandigheden kunnen omgevingsfactoren zijn, zoals extreme temperaturen of vochtigheid, sensorvergiftiging door blootstelling aan verontreinigende stoffen zoals siliconen en oplosmiddelen, of blootstelling aan hoge gasconcentraties. Mechanische schokken of stress en de leeftijd van de sensor kunnen de prestaties ook beïnvloeden.

Bovendien moet worden aangetoond dat de voorschriften worden nageleefd, aangezien een verslag vereist is waaruit blijkt dat een instrument is gekalibreerd en gas detecteert binnen de vereiste toleranties. Instrumenten houden een logboek bij van hun ijkdatum, dat niet alleen aangeeft wanneer een ijking is uitgevoerd, maar ook wanneer de volgende ijking moet plaatsvinden, en tevens een ijkcertificaat produceert als bewijs.

Hoe kalibreren we?

Bij het kalibreren is het van belang om van meet af aan rekening te houden met factoren als stromingstrajecten en stroomsnelheden, druk, temperatuur, vochtigheid, gebruikte gassen, kruisgevoeligheden, tijd die de sensoren nodig hebben om te reageren, en uitputting van afvalgas, alsmede met eventuele aanvullende eisen die door de fabrikant van de detector worden gesteld.

Kalibratie is gewoonlijk een procedure in twee stappen. Eerst wordt het nulpunt van het instrument ingesteld in een achtergrond van verse lucht, synthetische lucht of stikstof, zodat de aflezingen gelijk zijn aan die welke in schone lucht worden verwacht. De tweede stap is de detector bloot te stellen aan kalibratiegas dat bekende concentraties bevat van de gassen waarvoor de sensor is ontworpen om te meten, en elke afwijking bij te stellen tot de juiste aflezing. Een andere mogelijkheid is kruiskalibratie, waarbij een ander gastype wordt gebruikt en een kruiskalibratiefactor wordt toegepast om de vereiste respons op het doelgas te verkrijgen.

Hoe vaak moeten we kalibreren?

De fequentie waarmee het instrument gekalibreerd moet worden kan variëren, hoewel het aan te raden is om informatie van de toepassing en de omgeving te combineren, evenals de gebruiker, de fabrikant en de serviceprovider. Over het algemeen is een risicobeoordeling nodig om te bevestigen dat een kalibratieperiode voldoende is. En vergeet niet dat tussen kalibratieperioden regelmatige bumptests worden aanbevolen.